Muzisch werken als onderzoek

Sind een aantal jaren werk ik intensief samen met lector Bart van Rosmalen van het lectoraat Kuns & Professionalisering van de HKU Utrecht. Bart heeft een groot aantal “muzische” werkvormen en interventies ontwikkeld. daarbij slaat “muzisch” niet op muziek maar op de mythe van de negen Griekse Muzen. Deze interventies zijn bijzonder omdat ze een combinatie zijn van Vertellen, Spelen, Maken en Delen. Op de website www.musework.nl vind je deze interventies terug.

Samen onderzoeken we of de muzische interventies ook als onderzoeksinstrument kunnen worden ingezet. daarvoor hebben we het Instituut voor Muzisch Onderzoek opgericht. De eerste activiteit van dit instituut is het organiseren van een Werkplaats Muzisch Onderzoek.

Muzische interventies kunnen ook als onderzoeksinstrument worden ingezet als ze kunnen bijdragen aan de drie doelen van praktijkgericht onderzoek:

  1. Het eerst doel is het door middel van onderzoek ontwikkelen van nieuwe kennis. Kennis die ‘nieuw is voor de wereld’ en die in principe op de een of andere manier overdraagbaar is naar mensen die niet bij het onderzoek waren betrokken. Vragen hierbij zijn:
    1. Wat wil je te weten komen?
    2. Welke data wil je verzamelen?
    3. Op welke vraag wil je een antwoord krijgen?
  2. Het tweede doel is om in de lokale situatie waarin jij jouw onderzoek doet een bijdrage te leveren hoe dat systeem (team, organisatie, klas, groep) functioneert. Door onderzoek te doen doe je kleine of grote interventies met mensen en dat leidt ertoe dat zij zich collectief anders gaan gedragen. Het systeem verandert en gaat (hopelijk) beter functioneren. Vragen hierbij zijn:
    1. Wat wil tijdens het onderzoek verbeteren?
    2. Welke  verandering beoog je tijdens je onderzoek te realiseren in het systeem waarin je onderzoek doet?
    3. Wat is de gewenste situatie in het systeem dat je onderzoekt?
  3. Het derde doel is om degenen die in de lokale situatie bij het onderzoek betrokken zijn iets mee te geven, iets te leren of bij te dragen aan hun persoonlijke ontwikkeling. En ook om zelf nieuwe vaardigheden of houding te ontwikkelen. Vragen hierbij zijn:
    1. Wie gaan er iets leren tijdens het onderzoek?
    2. Wat wil je dat ze gaan leren?
    3. Wat wil je aan jezelf ontwikkelen tijdens het onderzoek?

Tijdens de eerste tweedaagse van de Werkplaats Muzisch Onderzoek hebben de deelnemers kennisgemaakt met 9 muzische interventies. Via dit formulier kunnen zij reflecteren op de rol die deze interventies zouden kunnen spelen in hun eigen onderzoek.

“Vertel mij hoe het zit”

Vorige week sprak ik met collega-lector Petra Biemans van Hogeschool Inholland. Zij wees mij erop dat ze af en toe mensen in het hbo tegenkomt die in een discussie over onderzoek in onderwijs roepen: “Maar Daan heeft gezegd dat …..”. Ook de term “Daan-Proof” schijnt gebruikt te worden. Hoewel dat voor mijn ego strelend is, vind ik het zeer verontrustend en wel om drie redenen.

In de eerste plaats is dit een Ad verecundiam, een autoriteitsargument; een vorm van redeneren die op z’n zachts gezegd niet erg sterk is en in sommige gevallen een drogreden. Het is een trucje dat de aandacht afleidt van de inhoud en dat gebruikers de gelegenheid geeft om niet zelf na te denken en met inhoudelijke argumenten te komen.

In de tweede plaats veronderstelt het argument dat gebruikers en toehoorders allemaal een gelijk beeld hebben van wat ik dan heb gezegd, en dat dit beeld overeen komt met wat ik heb bedoeld. Aangezien communiceren ‘zo dicht mogelijk langs elkaar heen praten’ is, bestaat er een gerede kans dat dit niet zo is. Gebruikers van het argument zouden dan ook minimaal moeten aangeven wat ik volgens hen dan precies zou hebben gezegd en hoe ik dat heb bedoeld, om vervolgens aan de toehoorders te vragen of zij dat ook zo zien.

In de derde plaats houdt het argument geen rekening met voortschrijdend inzicht. In de afgelopen vijf jaar is mijn visie op onderzoek in het onderwijs aanzienlijk verschoven. In ons lectoraat Methodologie van Praktijkgericht Onderzoek aan de Hogeschool Utrecht proberen we als onderzoekers zo lerend mogelijk te zijn en dat betekent dat we regelmatig tot nieuwe inzichten komen. Sommige daarvan staan inmiddels haaks op mijn opvattingen uit 2011. Dus gebruikers van het autoriteitsargument zouden er minimaal bij moeten zeggen uit welk jaar de opvatting stamt die ze citeren.

Om hen daarbij te helpen staat in tabel 1 een kort chronologisch overzicht van de inzichten van mijzelf en mijn kenniskring in het vraagstuk van onderzoekend vermogen in het bachelor onderwijs aan het hbo.

Tabel 1 Leergeschiedenis rondom onderzoekend vermogen

2010: naar aanleiding van het afkeuren van vier opleidingen van Inholland door de Commissie Dunnewijk ontwikkel ik met collega’s van Inholland een set criteria voor afstudeeronderzoek. Dit doe ik uit onvrede met de kwaliteit van de criteria die de Commissie heeft gehanteerd. Deze wordt vervolgens gebruikt bij een aantal opleidingen in het hersteltraject en verschijnen ook op mijn website www.onderzoekscoach.nl.
2011: na het verzorgen van een professionaliseringstraject voor afstudeerbegeleiders aan de Hogeschool Utrecht realiseer ik mij dat de criteria wel erg specifiek zijn voor bedrijfskundig onderzoek. Samen met docentonderzoeker Dan Greve van de HU ontwikkelen we een compendium van criteria waaruit onderwijsontwikkelaars kunnen kiezen. De criteria op mijn website worden vervangen door dit compendium.
2012: tijdens een gesprek met docentonderzoeker Jan Leen van de HvA realiseer ik mij met schrik wat de rol van onderzoek is in HBO-bachelor opleidingen: een hulpmiddel bij het goed uitvoeren van het beroep. Iets dat Petra Biemans in ons gesprek “netjes werken” noemde, een uitspraak van oud Hanzehogeschool lector Ben Emans tijdens zijn afscheidsrede  in 2012 die als thema integratie van Onderwijs en onderzoek had. Dit betekent dat we studenten niet zozeer moeten leren een losstaand academisch onderzoek te doen maar moeten onderwijzen in het zorgvuldig verzamelen en analyseren van data tijdens het uitoefenen  van hun beroep. Datzelfde jaar verzorgt docentonderzoeker Mirjam Losse een lezing bij FACTA waarin ze de term “beroepsproduct” lanceert. Dit blijkt een hele handige term om mee te laten zien dat onderzoek ondersteunend is aan het uitoefenen van een vak, namelijk bij het produceren van beroepsproducten. Ik besluit niet langer te spreken over onderzoek in het onderwijs maar, in navolging van de nota Kwaliteit als Opdracht van de HBO-raad uit 2009, over onderzoekend vermogen.
2013: Tijdens het begeleiden van twee hersteltrajecten bij Inholland valt bij mij eindelijk het kwartje over wat we eigenlijk beogen met afstuderen in het hbo: het aftoetsen van de integrale beroepsbekwaamheid van de student.  Dat betekent dat het afstuderen op een losstaand academisch onderzoek in veel gevallen niet ‘des-HBO’s’ is. Ik begin me te verzetten tegen het idee van een ‘afstudeeronderzoek’.
2014: Dankzij de leden van de Expertgroep Protocol krijg ik inzicht in de theorie over toetsen in het hbo en over de principes van afstuderen. De Expertgroep introduceert de term ‘afstudeerprogramma’ om aan te geven dat de sterke focus op het afstudeeronderzoek die na 2010 in het hbo is ontstaan te eenzijdig is. In het afstuderen worden alle eindkwalificaties getoetst en daarvoor zijn meestal diverse toetsen nodig. Deze vormen samen het afstudeerprogramma. We ontwikkelen in het rapport Beoordelen is Mensenwerk een set met 12 vragen waarmee opleidingen de kwaliteit van hun afstuderen kunnen reviewen en verbeteren. In datzelfde rapport benadrukken we het belang van de examinatoren voor de kwaliteit van het afstuderen (in plaats van de criteria) en schetsen we een visie op onderzoekend vermogen als ondersteuning bij de beroepsuitoefening.
2015: In de pilots die plaatsvinden na het verschijnen van Beoordelen is Mensenwerk blijkt dat de visie daarin op afstuderen en de aanpak met de 12 vragen kan leiden tot een sterke fragmentatie van de beoordeling van beroepsbekwaamheid. De leden van de onderzoeksgroep die de pilots onderzoeken realiseren zich dat het allerbelangrijkste voor een kwalitatief goed afstudeerprogramma is dat een opleiding een gedragen visie heeft op wat een beroepsbekwame student is.
2016: Bij het schrijven van het eindrapport over de pilots stellen we onze visie op afstuderen verder bij. We stellen een integrale visie op de beroepsbekwame student centraal en nuanceren het belang van het formuleren van eindkwalificaties. We herformuleren de 12 vragen uit het protocol tot acht open vragen die aanzetten tot reflectie op afstuderen.
2017: Binnen het lectoraat zien we in dat het model van Jan Leen uit 2012 waarin we onderzoekend vermogen hebben getekend als ondersteunend proces erg lineair is. Het gaat uit van een manier van probleem oplossen  waarbij je eerst een uitgebreide diagnose maakt, dan oplossingen selecteert en deze dan implementeert. Deze ‘regulatieve cyclus’ van onder andere Van Strien past goed bij gecompliceerde problemen maar is minder geschikt voor complexe vraagstukken. Daarom doen we verder onderzoek naar methoden waarbij diagnose, ontwerpen en uitproberen worden gecombineerd zoals vormen van Design Thinking, Agile werken en SCRUM.

 

In het hbo streven we ernaar studenten op te leiden tot kritische, zelfstandige denkers die meningen van anderen niet zomaar klakkeloos overnemen en die ertegen kunnen om in onzekere situaties te presteren. Dit zal alleen maar lukken als wij ook zelf ons zo gaan gedragen. Daar zijn we nog niet altijd goed in. De klappen die de afgelopen zeven jaar in het hbo zijn gevallen hebben ons onzeker en afhankelijk gemaakt. We keken teveel naar autoriteiten als de NVAO en de visitatiepanels. Gelukkig zien we nu dat opleidingen weer assertief worden en zelf een visie neerzetten op onderzoekend vermogen en afstuderen. Dat de lectoren die zich op dit thema richten het onderling ook niet eens zijn (zie interview met Lector Onderzoek van Stenden Herman Blom in ScienceGuide kan daarbij als bemoedigend signaal worden gezien. Bij het ontwikkelen van een visie is wel altijd een reality check nodig. Wat kunnen we van een hbo student van 17-22 jaar verwachten? We zijn gelukkig op weg van “vertel mij hoe het zit” naar “samen leren hoe we het willen hebben en hoe we dat kunnen bereiken”.

Daan Andriessen
Met dank aan Petra Biemans

Drie misverstanden over onderzoek in het hbo

In Hoger Onderwijs Management van najaar 2016 verscheen een artikel van mij over de drie misverstanden die nog steeds bestaan rondom onderzoek door studenten on het hbo:

  • Misverstand 1: studenten in het hbo moeten afstuderen op een scriptie
  • Misverstand 2: de scriptie moet een verslag zijn van wetenschappelijk onderzoek
  • Misverstand 3: studenten en lectoraten in het hbo doen allebei praktijkgericht onderzoek

Ik probeer in dit artikel dit scheve beeld recht te zetten.

Andriessen, D. (2016) Drie misverstanden over onderzoek in het hbo. Hoger Onderwijs Management, Najaar 2016.

andriessen-2016-drie-misverstanden-over-onderzoek-in-het-hbo-weggenomen

Zeven uitdagingen voor praktijkgericht onderzoek in het hbo

In dit essay beschrijf ik zeven uitdagingen waar het hbo de komende 15 jaar voor staat als het gaat om de kwaliteit van het praktijkgericht onderzoek. Het essay is geschreven ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de Vereniging Hogescholen.

Andriessen, D. (2016) Werk aan de Winkel; Uitdagingen voor de volgende 15 jaar praktijkgericht onderzoek in het hbo. In: Hageman, C. & Andriessen, D., Praktijkgericht onderzoek in de etalage; Essays over praktijkgericht onderzoek. Den Haag: Vereniging Hogescholen.

essay-nr-4

Geen ‘valorisatie’ maar doorwerking van praktijkgericht onderzoek

In dit artikel dat ik samen met dr. Anton Franken schreef, ga ik in op het vraagstuk van ‘valorisatie’. Ons betoog is dat dit een verkeerde term is omdat praktijkgericht onderzoek op vele manieren doorwerkt in de praktijk.

Andriessen. D. & Franken, A. (2016) Zie kennis als een proces; Hoe meet en vergroot je het effect van praktijkgericht onderzoek? THEMA 5-15.

zie-kennis-als-een-proces

 

Martine Noordegraaf

“Daan heeft een cursus ‘schrijven van een subsidieaanvraag’ van drie dagdelen verzorgd voor onderzoekers en toehoorders van het lectoraat Jeugd en Gezin van de Christelijke Hogeschool Ede. De cursus is een combinatie van ‘algemene lessen onderzoeksmethodologie’, ‘feedback op concrete (voorgenomen) aanvragen’ en ‘coaching’. Daan zijn lessen zijn uiterst effectief omdat hij helder doceert en heel concrete feedback geeft. Zijn coaching bestaat uit het stellen van de goede vragen. Het eigenaarschap van de subsidieaanvraag blijft daardoor bij de onderzoekers liggen. Daan daagt onderzoekers uit om hun onderzoeksvraag op allerlei niveaus te doordenken. Hij geeft vervolgens handvatten om helder op te schrijven hoe deze onderzoeksvraag beantwoord gaat worden. En hij wijst met veel deskundigheid en vriendelijkheid de punten aan waar het onderzoeksplan nog rammelt. Voor mij als lector was het werken met Daan echt een professionaliseringslag. Ik heb het idee dat ik met meer taal, plezier en kennis subsidieaanvragen kan schrijven. En met resultaat: de RAAK-publiek aanvraag ‘Jouw, Gezin, Mijn Zorg?’ waar Daan ons op gecoacht heeft is in 2016 gehonoreerd.”

Wil je weten of jullie afstudeerprogramma aan de nieuwe eisen voldoet?

In het hbo is de laatste jaren veel aandacht voor de kwaliteit van het afstuderen. In het rapport “Beoordelen is mensenwerk” heeft de Expertgroep Protocol van de Vereniging Hogescholen in 2014 een nieuwe visie neergelegd op het vormgeven van afstudeerprogramma’s in het hbo. Ik was voorzitter van die Expertgroep en kan samen met betrokkenen in korte tijd een doorlichting uitvoeren van jullie huidige afstudeerprogramma. Dit levert vaak suggesties op hoe dit programma kan worden verbeterd zodat het meer valide wordt en beter past bij het karakter van jullie opleiding.

Wil je zelf leren goede subsidieaanvragen te schrijven?

Ik geef een training “Schrijven van een subsidieaanvraag” aan onderzoeksteams die willen leren succesvolle subsidieaanvragen te schrijven voor subsidieverstrekkers als het NRPO SIA (De RAAK subsidies), De NRO (onderwijsonderzoek) en ZonMW (Gezondheidszorgonderzoek). De training is voor teams waarin leden bezig zijn met het schrijven van een voorstel. In drie dagdelen verspreid over een aantal weken werken we gezamenlijk aan het voorstel. Onderweg geef ik theorie mee en tips & trucs zodat het team het de volgende keer geheel zelf kan. Aan het einde is het voorstel af.

Lees de ervaringen van Lector Martine Noordegraaf van de Christelijk Hogeschool Ede:

“Daan heeft een cursus ‘schrijven van een subsidieaanvraag’ van drie dagdelen verzorgd voor onderzoekers en toehoorders van het lectoraat Jeugd en Gezin van de Christelijke Hogeschool Ede. De cursus is een combinatie van ‘algemene lessen onderzoeksmethodologie’, ‘feedback op concrete (voorgenomen) aanvragen’ en ‘coaching’. Daan zijn lessen zijn uiterst effectief omdat hij helder doceert en heel concrete feedback geeft. Zijn coaching bestaat uit het stellen van de goede vragen. Het eigenaarschap van de subsidieaanvraag blijft daardoor bij de onderzoekers liggen. Daan daagt onderzoekers uit om hun onderzoeksvraag op allerlei niveaus te doordenken. Hij geeft vervolgens handvatten om helder op te schrijven hoe deze onderzoeksvraag beantwoord gaat worden. En hij wijst met veel deskundigheid en vriendelijkheid de punten aan waar het onderzoeksplan nog rammelt. Voor mij als lector was het werken met Daan echt een professionaliseringslag. Ik heb het idee dat ik met meer taal, plezier en kennis subsidieaanvragen kan schrijven.” 

Moeite met het inrichten van een goed onderzoekslint door het hele curriculum?

Studenten in het hbo moeten beschikken over onderzoekend vermogen. Dit onderzoekend vermogen bestaat uit drie onderdelen (Expertgroep Protocol, 2014):

  1. een onderzoekende houding. Dit betekent dat studenten opmerkzaam, nieuwsgierig, bedachtzaam en kritisch zijn en bereid zijn informatie te delen (Van den Herik & Schuitema, 2016);
  2. onderzoeksresultaten van andere onderzoeken kunnen toepassen. Dit betekent dat ze hun weg kunnen vinden in voor hun beroep relevante wetenschappelijke en vakliteratuur en deze kunnen beoordelen en zich eigen kunnen maken.
  3. onderzoek kunnen doen. Dit betekent dat ze de manieren van dataverzameling en -analyse die in de uitoefening hun beroep gebruikelijk zijn beheersen en kunnen inzetten om de informatie te verzamelen die nodig is bij het uitoefenen van het beroep. De kwaliteitseisen die hiervoor gelden zijn de eisen die in het beroep gebruikelijk zijn. Deze zijn veelal anders dan de eisen aan dataverzameling en –analyse die binnen wetenschappelijk onderzoek gebruikelijk zijn.

Studenten moeten beschikken over een onderzoekend vermogen dat bij draagt aan een betere uitoefening van het beroep waarvoor ze worden opgeleid. Dit vereist onderwijs waarin het aanleren van onderzoekend vermogen is verweven met het aanleren van de andere aspecten van het beroep. Ik help opleidingen om zo’n curriculum te ontwerpen.